Vroeger, toen alles nog bedacht en gebouwd moest worden, bestond het idee van een eigen stem nog niet. Niemand had een eigen stem.
Men luisterde gezamenlijk naar de stem van God.
Dat die geïnterpreteerd en vertaald werd door mannen was een bijkomstigheid.
De stem van God, zo vonden zij, was te vinden in de stilte.
Je moest de stilte opzoeken, een speciale plek creëren, wachten en dan luisteren en op een moment zou je in contact komen met de stem die al je vragen zou beantwoorden.
Schitterende overblijfselen van die plekken zijn bijvoorbeeld Stonehenge, de hunebedden e.d. Plaatsen in de buitenlucht, direct onder de sterren en planeten, waar het luisteren naar Gods stem werd beoefend.
Het verlangen naar een stem, naar de stem die alle antwoorden heeft, breidde zich uit en het was de aanzet tot het bouwen van kloosters, kerken en andere heiligdommen, waar het luisteren naar de stem een professie werd. Uitgevoerd door degene die de roeping hadden ontvangen.
Mannen en vrouwen die persoonlijk bezocht waren door de stem, maakten er hun levensweg van om deze stem vaker te horen, er naar te luisteren en uit te voeren en uit te dragen wat de stem hen vroeg.
Welke ruimte bezoek jij om naar je eigen stem te luisteren? Heb je een plek voor jezelf? En welke stem klinkt het hardst in jou door? Die van je vader, moeder, van andere familie?
De stem van de maatschappij? Of misschien vind je je stem in boeken die andere hebben geschreven.
Waar hij ook te vinden is, je stem, waar hij ook in doorklinkt of waar je hem ook laat horen, het is een godgegeven geschenk en daarom alleen van belang om hem te gebruiken en naar te luisteren.