Het verhaal van Anne Marie de Vries
In stilte naar de dood toeleven
In de serie Mijn Verhaal:
Wat vooraf ging: In augustus vorig jaar is bij haar baarmoederhalskanker vastgesteld, uitgezaaid in de lymfeklieren. Verwijdering van de “primaire tumor” bleek niet meer mogelijk. Van chemokuren, die wellicht een iets langer leven zouden kunnen opleveren, heeft zij afgezien.
Hulpverleners en internet hebben direct hun antwoord klaar voor iedere hulpvraag, zou je denken. Maar tot dusver heb ik niet kunnen vinden wat ik zoek.
Vanuit medische hoek wordt veel aangeboden. Er zijn oncologische verpleegkundigen. Er is allerlei mogelijk op het gebied van palliatieve zorg. Als ik daarover lees, denk ik: het staat mij allemaal te veel in het perspectief van ziekte en ziekenhuizen, van pijnbestrijding en omgaan met bestralingen en chemokuren.
Je kunt hulp krijgen van een psycholoog en een stervensbegeleider. Op websites lees ik dan over “de naderende dood leren accepteren” of “jezelf eraan overgeven”. Dan denk ik: aan wie of waaraan zou ik mezelf moeten overgeven? Ik zie de dood niet als iets dat van buiten mezelf komt, als een of andere hogere macht waaraan ik mezelf zou moeten onderwerpen.
Sinds augustus vorig jaar weet ik dat ik dichtbij het einde van mijn leven ben. In zekere zin heeft me dat verlichting gebracht. Ik voelde al langer dat er iets niet goed zat bij mij, zonder precies te weten wat ’t was. Ik leef ook al sinds mijn vijftiende jaar met ernstige vermoeidheidsklachten, waarvan de oorzaak niet is vast te stellen en de gevolgen niet zijn weg te nemen. Al bijna 35 jaar tekent dit mijn leven, waarin ik veel weerstand heb ervaren: verzet vanuit mezelf, een medische mallemolen, onbegrip in m’n omgeving.
De vermoeidheid heeft me tot mediteren gebracht. Dat is ook wel logisch geweest. Ik ben tot weinig activiteit in staat, zodat ik min of meer gedwongen ben tot een zoektocht naar energiebronnen in mezelf. Een makkelijke weg is dat niet. Het kost op zichzelf ook weer een hoop energie om emoties als onmacht, ontkenning, angst en woede te laten stromen, onder ogen te durven zien, de confrontatie ermee te kunnen aangaan.
En wat zo’n bijzondere ontdekking is: sinds ik me bewust ben van mijn naderde dood vind ik het zoveel makkelijker bij mijn angstige, of boze, of jaloerse gevoelens te komen, die intens te ervaren en vervolgens te merken dat er achter dergelijke emoties weer een enorme ruimte en energie kan liggen. Vanuit het besef dat ik nu leef en er voor mij weinig straks zal zijn, ben ik een pad ingeslagen dat ik lange tijd heb gemeden. Onderweg doe ik ervaringen op die tegelijk zwaar en schitterend kunnen zijn, ik heb geleerd dat dit elkaar helemaal niet uitsluit.
Gelukkig kan ik deze ontwikkeling samen met mijn man doormaken. Wij mediteren veel samen, waarbij we ook aan inquiry doen: we geven elkaar vervolgens ruim de tijd ervaringen en gevoelens te verwoorden, waarbij we bijvoorbeeld steeds een zelfde vraag herhalen om dieper tot ons innerlijk te kunnen doordringen.
Op deze manieren volg ik een weg naar de rust en stilte waarin ik wil sterven en het vermogen in liefde van mijn man te scheiden. Zo ervaar ik dat: ik moet van hem scheiden, terwijl ik intens van hem houd, dat is heftig, maar het ook geeft het nog meer waarachtigheid en verdieping aan onze relatie.
Intussen heb ik ook die ene wens. Ik zou, onder begeleiding, enkele dagen willen doorbrengen met mensen die, net als ik, weten dat hun leven spoedig afloopt en die de dood niet afwijzen, maar juist het bijzondere en het mooie van de weg erheen samen willen ontdekken. Naar dergelijk gezelschap ben ik op zoek. Nergens heb ik het tot dusver kunnen vinden.
Ik ben dol op beelden van de Limburgse kunstenares Jacqueline van Aarssen. Naar dit beeld kan ik lang kijken, terwijl ik in de woonkamer op bed lig. Ze staat bij het raam en kijkt naar buiten. Ze verandert voortdurend, tegelijk met het licht dat steeds weer anders is.
Dit is ons huisaltaartje. Op de schaal liggen kiezelstenen, waarop Fred en ik de Grote Beer, het sterrenbeeld , hebben getekend. Dat is aan de sterrenhemel altijd direct te herkennen. Voor ons symboliseert het de blijvende verbindingsschakel tussen ons beiden en mensen om ons heen.
Dit artikel verscheen eerder in het NRC Handelsblad in de artikelenreeks ‘Het laatste woord’ Tekst & foto’s Gijsbert van Es